In de brede straat waar in vroeger tijden, in Leiden, de boeken en drukkers al hoogtij vierden, vond ik haar: Kooyker, kom-ik-er, kan ik ongeveer van haar naam maken. Niet groots en meeslepend in boekenland, maar wat is het er warm. Daar waar boeken mij omarmen, mij doen ruiken in haar vacht. Het verlangen heel veel boeken aan mijn hart te drukken... Zou me teveel worden, ' t is te groot, die enorme liefde. Ik maak het maar kleiner en kies...
De droom van de dolfijn. Het blauwe boekje sla ik open op de bladzijde waarop staat:
Misschien is liefde voor een deel:
leren los te laten,
weten
wanneer het tijd is
afscheid te nemen.
Ik kende Ruud van zijn tepels tot zijn kruin. Natuurlijk heb ik me afgevraagd wat er zich daar beneden afspeelde, achter die toonbank, maar ik hield mezelf voor dat het goed was om geheimen voor elkaar te hebben. Bij Ruud wist ik wat ik kreeg: een wijsvinger in de richting van het boek dat ik zocht en een ‘fijne dag’ als ik mijn pinpas opborg.
Van die eerste keer dat ik Adriaan ontmoette, herinner ik me zijn schoenen. Brutale, Italiaanse schoenen, passend bij de eigenaar, die het lef had zijn winkel pal tegenover die van mijn Ruud te openen. Ik kwam Adriaan de waarheid vertellen. Ik ging weg met drie boeken een buik vol koffie. Ik probeerde Adriaan te vergeten. Ik ging terug naar Ruud, die trouw zijn wijsvinger tevoorschijn haalde. Aan de overkant zag ik Adriaan, die druk pratend heen en weer rende op zijn Italiaanse schoenen. Ik belandde in een affaire die mijn boekenkast uit zijn voegen deed barsten. Ieder boek dat ik bij Adriaan kocht, kocht ik bij Ruud. Ik moest een keuze maken. Met tranen in mijn ogen heb ik Ruud de waarheid verteld. Hij haalde zijn wijsvinger tevoorschijn en wees naar de deur.
De deur valt achter mij dicht. Het schelle geluid van de bel sterft langzaam weg.
De man achter de toonbank kijkt mij vriendelijk aan.
‘Ik kijk even rond,’ zeg ik. Hij knikt.
Met mijn hoofd schuin laat ik mijn blik langs de rijen met boeken gaan. Zal ik vinden wat ik zoek? Weet ik wat ik zoek?
Plotseling wordt mijn aandacht getrokken door een klein boekje op de bovenste plank. Ik pak het en blader door het kleinood. Alleen de eerste pagina’s zijn gevuld. Ik neem het mee naar de toonbank.
‘Wat is dit?’ vraag ik.
‘Dat is een Levensboek,’ antwoordt de man.
Ik laat hem de lege bladzijden zien. ‘Het is maar voor een klein deel gevuld.’
De man lacht. ‘Dan hebt u nog niet veel meegemaakt of nog een lang leven voor u.’
Ik kijk hem niet begrijpend aan.
‘Kijk eens op de voorkant,’ zegt hij.
Ik draai het boekje om en zie tot mijn verbazing mijn naam staan.
‘Hoe komt u hier aan?’ breng ik hakkelend uit.
‘Meneer, dit is een boekwinkel,’ zegt de man langzaam, ‘wij hebben hier alles wat u nodig hebt.’
Ik reken af en verlaat verbaasd de winkel. Wat een wijsheid!
Er zijn gaten in de aarde geslagen
als je er naar beneden staart zie je eindeloos
maar als je door de regels van het boek
kijkt zie je het
In de diepte zit een oord verstopt dat niets
verbergt maar alles aan je openbaart
het is een plek waar je woorden ruilt
op planken leven nieuwe levens
Mocht je er ooit verdwalen, vrees dan niet
want er woont geen klok noch is het er ooit
donker, er is altijd een lampje om bij te lezen
ze voeren je er kleine komma’s vol fantasie
De mythe van de boekwinkel gaat al decennia
de ronde, van verloren uren en vergeten dagen
waar dan weer een verhaal geboren werd
Val dus eens in de gaten van de handelaar
Zeeuws-Vlaanderen, atlas van oorlogsgebieden,
tachtig jaar bezet, geïnundeerd.
Ieder sleepte God naar zijn zijde.
Wilhelmina trok, het meel van de honger
aan de schoen, vrede over de grens.
Een gerimpeld krimpgebied, spitsroeden
lopen tussen Nederland en Vlaanderen.
Een reservaat, voorbij de Schelde,
waar je, ondergronds of bovengronds,
moet betalen om te komen, om te gaan.
Alles is er ambachtelijk, Venusheuvel
tussen Schelde, zee en land.
Elektrische fietsers, neus in de wind.
De polders krijgen natte voeten, verdrinken.
Vreemde vogels vangen rust.
Onafhankelijk, geen schakel
in een keten van giganten.
Geen failliet Selexysz, geen Dominicanenkerk
ondanks de uitverkoop aan kerken.
De Beeldenstorm uitgeraasd, vestingen gesloopt.
Hier ligt mijn boekhandel:
Bibliotheek en Open Boek,
virtueel en vrij toegankelijk,
wereldliteratuur onder
Zeeuwse Vlag, knop en beker.
Met of zonder rollator, welkom.
Ook Duitsers, buik vooruit, schaffen das.
Hier lees je zee en land,
de wereld en zijn mensen,
de theologie van Eros en Thanatos.
Hier is het altijd Boekenweek-
Geschenk van vriendelijkheid.
Essay, week van de filosofie, Nobel-
of Zeeuwse Prijs, wat maakt het uit?
In eigennamen geschreven: Petra en Nellie.
Ze ruikt naar lijm, inkt en papier
Naar onontdekte mogelijkheden
en specerijenmarkten in Marrakesh
Het vacuüm van de ruimte
en de naakte onmetelijkheid van Alles
In haar zie ik de vooralsnog onbewandelde paden
met het gestippelde licht dat door de bladeren dwarrelt
De eerste oogopslag van een innig geliefde
en de immer helende pleister voor het gemoed
Ze voelt als een zucht zachtjes bij mijn oor
De fluistering van een herinnering
aan de verloren bibliotheek van Alexandrië
Ze was, ze is, ze zal zijn
Het geheugen van de mensheid
Van hart, verstand, ons wezen
Altijd
In een mekka van mokka en kletskoekjes houden boekhouders van de bovenste plank hier huis. We reizen er over rails van boekenruggen naar verre bestemmingen in onszelf en in zoetzure buitenlanden. Er heerst een zacht geruis tussen al dat gebladerte. Goede stilte vezelt zacht tussen bladzijden. Op hurkhoogte torsen de onderste planken het zilver en goud van lettersoep, bladerdeeg, griffels en pluimen. Op het kookpunt heerst pollepeldrama en schuimspaanromantiek, op slurpafstand van whodunits en huiver op kamertemperatuur. Vers geperst kan ook: dichter, dunner, gezonder. Of boekenbeursgenoteerd en uitbundig: inkt die klinkt. Die ene kanjer. Dat nog onontdekte reisverhaal. Boeken voor eerste klas. Van die drukte kun je bladstil worden. Rode oortjes, ezelsoortjes, mijn laatste oortje voor een boek. Want Boekenhuis Theoria bedrijft de uitgelezen boekhoudkunde. Met inktzwarte koffie.
Hij leest mij, mijn boekverkoper, al zodra
Ik door zijn volgestapelde ramen kijk.
Hij weegt mij – dundruk - meteen, bindt een leeslint om mijn
Angsten en voert me naar de plank met psychologie.
Hij doorziet mijn vraat, hij spelt mijn verveling,
Voegt daar vlot het Grote Sprookjesboek aan toe.
Hij naait mijn katernen aaneen en zijn perkamenten
Hand toont een antiquarisch bibelot - echt iets voor jou!
Mijn boekverkoper steelt mijn binnenwerk, mijn ziel en wijst
– nu vouwt een lichte buiging een ezelsoor in zijn stem –
Op een onneerlegbare roman, met wonderlijk plot.
Wanneer ik afreken, is mijn zielzorger in zijn element.
Ik vertrek met Bijzonder Opgeslagen Encyclopedische Kennis,
Hij eindigt met een batig slot, lees: een iets te laag rendement.
Regenachtige dagen zijn het mooiste. Doorweekt loop ik naar binnen waarna de warmte me in mijn gezicht slaat. Hierbinnen is als thuiskomen.
Gek, dat ondanks dat je er niemand kent, je je toch fijn kunt voelen.
Omdat de mensen die er zijn misschien anders, maar ook net zoals jij zijn.
Er zijn veel meer boekenwinkels maar deze, is de ongekroonde koning.
Met opstapjes en hoekjes waardoor je je heel even onzichtbaar voelt.
De mensen die hier komen weten dat.
Deze winkel geeft je het gevoel dat dit is waar het omdraait in het leven.
Onzichtbaar zijn in de mensenmassa. Want dat is ook wat een goed boek doet.
Je bent er wel, maar ook niet, je leeft nog een leven in je hoofd waar anderen niets van af weten.
In deze winkel mag dat.
Je mag voor je uit staan dromen, je terugtrekken in dat gekke nisje.
Als je zin hebt, zullen ze koffie voor je maken, naar je lachen en je voorzien van boekenfeitjes. Maar het hoeft niet.
En daarom voelt het als thuis zijn. Je mag heel veel, maar het hoeft allemaal niet, want eigenlijk is alles al goed zoals het is.
Wees gegroet, Boekhandel, vol van geheimen.
De Lezer is met U.
Gij zijt de gezegende onder de winkels,
En gezegend zijn Boeken, de Vrucht van Uw schappen.
Heilige Boekhandelaar, dealer voor de lezer ,
Voorzie ons, woordverslaafden,
van lectuur,
vervul onze stoutste dromen,
help ons bij de verkenning van onze ziel,
nu en tot in het uur van onze dood.
Amen.